Technieken van de werponderdelen: kogelstoten
Per onderdeel wordt hieronder kort ingegaan op de technieken. De algemene basis wordt hier uitgelegd, voor de uitgebreidere specifieke uitleg: kom mee doen! Onderstaande teksten zijn deels overgenomen uit het opleidingsplan werpen van de Atletiekunie. Dit stuk heeft trainier Miriam Hentzen vanuit de opleiding Werpen niveau 4 becommentariseerd en bekritiseerd, zodat zij zich als trainster er ook volledig in kan vinden.
Kogelstoten
Kogel: Aanglij
Uitgangspositie
In de startpositie bevindt het lichaamszwaartepunt (LZP) zich over het gebogen standbeen met een optimale buigingshoek (kniehoek 120°, heuphoek 60°). Het bijtrekbeen bevindt zich achter het standbeen. De aanglijbeweging wordt ingezet met een duidelijke auftaktbeweging waarbij het bijtrekbeen niet boven kniehoogte komt. Nadat het linker been de strekking naar achteren is begonnen, volgt een actieve, vlakke afzet van het standbeen over de hak.
Het linker been strekt, terwijl het bovenlichaam laag blijft en de schouders blijven haaks op de stootrichting (dit heet gesloten blijven). De afzet is duidelijk achterwaarts gericht. De linker arm blijft met deze beweging naar achteren gericht.
De stoot
Het afzetbeen en de rechter heup draaien in tijdens de aanglij zodat de voet op circa 120° ten opzichte van de stootrichting wordt ingedraaid (op de klok 10 uur). Het rechter been is bij plaatsing gebogen en de voet is ingedraaid (120° (op de klok 10 uur)), maar de schouderas bevindt zich nog loodrecht op de stootrichting. De kijkrichting is dan nog steeds naar achter gericht.
Daardoor ontstaat een duidelijk zichtbare verwringing tussen heup- en schouderas.
Het linker been wordt kort na de plaatsing van het rechter been bijna gestrekt (160°) geplaatst. Daarbij bevindt de rechter schouder zich nog grotendeels over het rechter been en de linker hand is nog achter de linker schouder (zijaanzicht) (blijft een zolang mogelijk gesloten houding bij het bovenlichaam).
De uitstoot wordt ingezet door:
- een actieve strekbeweging van het rechter been;
- gevolgd door het naar voren komen van de heup;
- gevolgd door het bovenlichaam en tenslotte verlaat de kogel de hals als de heupas bijna loodrecht op de werprichting staat.
Daarbij strekt het linker been zich volledig en blokkeert de linker lichaamszijde zich dusdanig dat alle snelheid naar voren gericht is. De linker arm vouwt zich daarbij op aan de zijkant van het lichaam.
Omsprong
Eventueel kan een omsprong volgen waarbij de blokkeervoet (linkervoet) de grond zo laat mogelijk verlaat (pas nadat de rechter heup naast de linker heup is gekomen). De rechter voet komt op de plaats van de blokkeer voet, en de schouderas blijft daarbij zoveel mogelijk horizontaal, iets dat onder andere kan worden bereikt door de ”stootoksel” hoog te houden.
Kogel: Draai
Uitgangspositie
Bij de draaistoottechniek gaat de atleet in een optimaal diepe uitgangspositie (rond de 130°) met de rug naar de werprichting staan. Na een auftaktbeweging uit de benen volgt het actief indraaien van de linker voet over de bal van de voet. Daarbij verplaatst het lichaamszwaartepunt (LZP) van de werper zich in een vloeiende beweging op het linker been. Ondertussen komt de rechter voet op de teen maar houdt met o-benen bodemcontact zodat het rechter been na take-off een zwiepende, wijde beweging om het linker been maakt met de wreef van de voet naar buiten op het moment dat de voet het linker been passeert (achteraanzicht en zijaanzicht). Daardoor wordt traagheid gecreëerd die voor extra snelheid zorgt in het verdere verloop van de beweging. De rechtlijnige afzet van het linker been in de richting van de cirkelmiddellijn gebeurt zonder het been te strekken.
De stoter brengt in de steunloze fase de knie van het linker been dicht naast de rechter knie en de linker arm dicht bij de borst in een beweging tegengesteld aan de draairichting, waardoor het systeem stoter + kogel moeiteloos doordraait als de rechter voet is geplaatst en de verwringing tussen heupen schouderas maximaliseert. De rechter voet wordt ongeveer loodrecht op de werprichting op de bal van de voet geplaatst. De linker arm opent pas in de werprichting vlak voordat de linker voet aan de grond komt zodat de verwringing tussen heup- en schouderas lang behouden blijft. De linker hand bevindt zich nog achter de linker schouder als de linker voet aan de grond komt (zijaanzicht). Door explosieve druk- en draaiarbeid van het rechter been komt de rechter heup van de stoter voor de kogel naar voren in de werprichting terwijl de linker lichaamszijde wordt geblokkeerd. Na een actieve inzet van de niet-stoot-arm in combinatie met het naar voren draaien van de rechter heup wordt de kogel door middel van een explosieve beenstrekking uitgestoten. De linker lichaamszijde is daarbij geblokkeerd en vormt één lijn van voet tot linker schouder. Op het laatste moment volgt een omsprong die voorkomt dat de stoter achter de kogel aangaat.