Technieken van de werponderdelen: discus
Per onderdeel wordt hieronder kort ingegaan op de technieken. De algemene basis wordt hier uitgelegd, voor de uitgebreidere specifieke uitleg: kom mee doen! Onderstaande teksten zijn deels overgenomen uit het opleidingsplan werpen van de Atletiekunie. Dit stuk heeft trainier Miriam Hentzen vanuit de opleiding Werpen niveau 4 becommentariseerd en bekritiseerd, zodat zij zich als trainster er ook volledig in kan vinden.
Discus
Uitgangspositie
Bij het discuswerpen vindt een vergelijkbaar begin plaats als bij de kogeldraai met een voetenstand iets breder dan schouderbreed, een auftaktbeweging uit de benen gevolgd door een daling van hetLZP door het buigen van de benen. Na het actief indraaien van de linker voet op de bal volgt de vloeiende verplaatsing van het LZP op het linker been.
Voorspanning
Uit de voorspanning van een o-been positie maakt het rechter been een wijde boog om het linker been nadat het van de grond is gekomen, ongeveer als de linker voet naar 90° wijst. Van opzij gezien bevindt de linker schouder zich dan nog achter de linker knie en de discus is nog zichtbaar achter het lichaam. In de eenbenige startfase helt het bovenlichaam iets voorover. Het linker been is gebogen (ca. 120° ) en het rechter been draait met de wreef naar buiten om het linker been. De rechter knie leidt de beweging. De vlakke afzet vanaf links waarbij het linker been gebogen blijft, volgt als de werper in de werprichting kijkt. Op dat moment is ook de borst van de werper nog voorwaarts gericht. Tijdens de omsprong halen de benen de discus in en bij de de plaatsing van de rechter voet is het linker been op dezelfde hoogte (zijaanzicht) met beide knieën dicht bij elkaar.
In de tweede eenbenige steunfase draait de rechter voet door en de werparm wordt bewust terug gehouden. De verwringing van heup- en schouderas blijft daarbij behouden. De linker voet wordt ondertussen rechtlijnig (van achter bezien) geplaatst.
Afworp
Op het moment dat het linker been aan de grond is gekomen zijn de schouders nog over het rechter been en de werparm bevindt zich nog achter het lichaam (zijaanzicht). De linker lichaamszijde strekt zich als de rechter knie zich in de werprichting heeft gedraaid. De linker arm creëert eerst voorspanning en remt de draaibeweging van de schouders af. Als de rechter heup frontaal is gekomen volgt de afworp op schouderhoogte of iets daaronder. Eventueel wordt de worp gevolgd door een omsprong.