Fotografie: Wees je camera de baas!
In deze sectie vind je exclusieve tips en trucs voor het fotograferen van atletiek en aanverwante zaken. Geschreven door Phoenix-huisfotograaf Michel Reij. Dit gaat over het kennen van je camera (les 6 van 26).
Michel Reij:
De meeste spiegelreflexen bevatten een aantal voorkeuzeprogramma’s. Daar zit doorgaans ook een “Sport”-stand tussen. Wil je echter betere foto’s nemen, neem dan het heft in eigen handen!
In de sportfotografie kan je globaal twee wegen bewandelen: de sluitertijd-voorkeuze (Tv of S) en de diafragma-voorkeuze (Av of A).
Bij de eerste instelling bepaal je zelf de gewenste sluitertijd en berekent de camera voor iedere situatie de noodzakelijke diafragma-opening. Bij de tweede bepaal jij het diafragma en berekent de camera de sluitertijd.
Ik gebruik altijd de diafragma-voorkeuze. De reden daarvoor is dat ik bij actie-fotografie de controle over de scherpte/diepte het allerbelangrijkst vind. En aangezien ik altijd streef naar een zo wazig mogelijke achtergrond, stel ik een zo groot mogelijk diafragma in, waardoor ik de camera ook automatisch dwing om een snelle sluitertijd te kiezen.
Valkuilen
Er zijn twee belangrijke valkuilen bij deze aanpak, waar ook ik geregeld intuimel:
1. Te lage ISO-waarde
Scenario: ’s ochtends stel ik mijn camera in op diafragma-voorkeuze en een ISO-waarde die tot voldoende snelle sluitertijden leidt. Maar in de loop van de dag betrekt de lucht en wordt het donkerder. Als ik dan vergeet om regelmatig de sluitertijd van de camera in de gaten te houden, zie ik achteraf ineens foto’s met bewegingsonscherpte, waar ik dat niet zo bedoeld had.
Gelukkig hebben de meeste actuele camera’s een Auto-ISO instelling waarmee je een boven- en ondergrens kan instellen voor de ISO-waarde. Lijkt me heerlijk…
2. Lens-kwaliteit
De meeste lenzen zijn niet op hun best als je ze helemaal wijd-open gebruikt. Mijn 85mm lens is niet superscherp als ik hem gebruik met het maximale diafragma van f/1.8. Pas bij f/2.5 laat deze lens zijn kwaliteiten echt zien. Mijn 200mm lens kan ik wel wijd-open (f/2.8) gebruiken, maar voor het beste resultaat draai ik deze ook vaak iets dicht (f/3.2).
Goede sluitertijden
Bij de bepaling van de juiste sluitertijd zijn er twee bewegingen om rekening mee te houden:
- De beweging van het onderwerp (de atleet)
- De beweging van de camera.
Om de beweging van een atleet volledig te bevriezen heb je een sluitertijd van minstens 1/640 seconde nodig. Voor atleten die recht op je afkomen is het goed om deze waarde als minimum aan te houden. Als ze niet recht op je afkomen en als je het net als ik wel aardig vind om enige bewegingsonscherpte in armen of benen te zien, dan is een iets langere sluitertijd ook geen probleem.
Om de bewegingsonscherpte als gevolg van cameratrillingen tegen te gaan is er de oude vuistregel van 1/brandpuntsafstand. In het digitale tijdperk moet je helaas nog rekening houden met de verlengingsfactor van de (kleinere) sensor. Voor mijn 200mm lens moet ik daarom een minimale sluitertijd van 1/(200*1,6) = 1/320 seconde aanhouden.
Een statief of beeldstabilisatie maakt het mogelijk om langere sluitertijden te hanteren.
🤫 Wil je weten hoe de foto’s in dit artikel gemaakt zijn? Dus welke camera, brandpuntafstand, diafragma etc., klik dan op de afbeeldingen in dit artikel. Voor het beeld bij de opening, klik hier.
Meer weten? Lees dan ook Michel’s andere tips. En heb je aanvullende vragen, mail Michel.