Het Phoenix-moment van Leon Graumans
“In september 2008 werd ik lid van Phoenix. Inmiddels een eeuwigheid geleden, maar het voelt nog steeds als de dag van gister. Ik kan me zelfs nog exact voor de geest halen hoe het moment was dat ik aan kwam fietsen voor mijn allereerste (studenten)training.”
Direct stortte ik me volledig in het verenigingsleven. Ik voelde me als een vis in het water bij deze (studenten)club. Trainen op maandag-, dinsdag- woensdag- en donderdagavond vond ik heerlijk en dan kon er best nog een bostraining op zaterdag en een wedstrijd op zondag bij. Of dat nog niet genoeg was sloeg ik in de jaren tot en met ongeveer 2015 werkelijk geen (studenten)activiteit over.
Borrels, etentjes, batavierenracen, kampeerweekenden, clubkampen, NSK-wedstrijden, feestjes en trainingskampen, overal was ik bij.
Er hebben zich veel mooie momenten voorgedaan. Omdat het moeilijk is om één moment te selecteren beschrijf ik een paar momenten vanuit de perspectieven individueel sportief, collectief sportief en gezelligheid.
Vanaf het moment dat ik lid werd sloot ik me aan bij de MiLa-groep. Naast de reguliere wedstrijdgroep trainde er een selectiegroep onder leiding van Herman Lenferink. Ik keek op tegen de atleten uit de selectie. In mijn beleving werd er onwaarschijnlijk hard gelopen. Sneller dan 35 minuten lopen op een 10km kon ik me niks bij voorstellen. De twee absoluut niet menselijke figuren genaamd Bernard te Boekhorst en Dennis Weijers die tijden in de 30 minuten liepen op deze afstand spanden de kroon. Hun niveau ging het bevattingsvermogen van een startende loper ver te boven.
De selectie vormde een inspiratie en ik kreeg al snel dezelfde gedrevenheid. Elk jaar maakte ik progressie op alle afstanden van 800m t/m 10km (langer dan dat vond ik in wedstrijdverband te ver). Ergens in 2010/2011 liep ik zelfs ‘selectielimieten’ zodat mijn prestaties ineens van een niveau waren wat ik eerder als ‘onwaarschijnlijk hard’ typeerde. Toch zat ik altijd nog ruim verwijderd van het niveau van Bernard. We gingen vaak samen naar wedstrijden en keer op keer kon ik niet bevatten hoe ruim zijn voorsprong op mij was terwijl ik meer dood dan levend over de finish kwam. Al werd het verschil steeds kleiner totdat ik in 2012 een aantal van mijn beste tijden zou lopen. Zo mocht ik voor het eerst met een NK meedoen. Indoor op de 1500m in februari van dat jaar. Bloednerveus en veel te bescheiden bungelde ik in de achterhoede als veldopvulling mee, maar deze ervaring had ik in ieder geval maar opgedaan. Een paar maanden later in mei volgde in Hoorn de Flynth Recordwedstrijden als openingswedstrijd van het baanseizoen. Ik kwam – samen met Bernard – uit op de 1500m en we zaten in dezelfde serie. In die periode liep ik vooral op gevoel. Van doorkomsttijden was ik me niet zo bewust.
Wat ik me van deze race kan herinneren was dat het hard ging. Direct vanaf het begin. Maar ik kon mee en had Bernard steeds in het vizier. Met nog 500m te gaan had ik nog wat over en het enige wat ik kon denken was GÁÁN! Ik passeerde Bernard en kon het tempo vasthouden. Die race zette ik 3:59’94 op de klok. Voor het eerst onder de 4 minuten op de 1500m én sneller gelopen dan Bernard. Beide had ik nooit voor mogelijk gehouden.
Uiteindelijk zou ik nog 6x onder de 4 minuten lopen op deze afstand met een snelste tijd van 3:54’32 minuten een maand later in het Olympisch stadion in Amsterdam tijdens het NK atletiek.
Een jaarlijks terugkerend hoogtepunt is de Batavierenrace. De eerste keer in 2009 keek ik mijn ogen uit met de honderden busjes die midden in de nacht van wisselpunt naar wisselpunt snelden. In 2014 deed ik voor de 5e keer mee. We hadden een sterk team en ik zou uitkomen op de eervolle slotetappe. Door een plotseling afmelden vlak voor vertrek van de nachtploeg was er ineens nog een plek over. Met wat geschuif zou ik óók een etappe in de nacht gaan lopen. Weliswaar de kortste mannenetappe maar daardoor niet per se minder zwaar. We gingen immers een nacht zonder slaap tegemoet. Ik ging als fietser mee met Patrick Wieser op de tweede etappe. Altijd mooi als sprinters een ‘lange’ afstand gaan lopen. Ze vertrekken op wereldrecordtempo of sneller om er na 500 meter achter te komen dat dat tempo toch best rap is. Uren later begon ikzelf in de hele late nacht of hele vroege ochtend aan de 4,5km etappe. Dat ging erg lekker en achteraf bleek ik de snelste tijd te hebben neergezet. (Kanttekening: op de kortste afstand worden doorgaans de minst snelle lopers ingedeeld). Aangekomen in Ulft waar de wisseling van nacht- en ochtendploeg plaats vond dronken we een zwaar biertje en vertrokken we naar de campus in Enschede waar ik pogingen deed om te slapen. De slotetappe moest immers nog gelopen worden. Daar slaagde ik niet in en voelde me op een gegeven moment meer zombie dan atleet.
Helaas was het slecht weer en dat maakte dat de – nog zeer ouderwetse – sintelbaan op de campus nauwelijks beloopbaar was door het vele water. De finish van de slotetappe werd verplaatst naar de weg. Dat vond ik jammer. De sintelbaan volgepakt met publiek heeft iets magisch. Volledig gaar en moe begon ik aan het inlopen voor mijn tweede inspanning van de dag. Het was het eerste jaar dat ik aanliep tegen achillespeesklachten en ik kan me nog goed herinneren hoe stram en pijnlijk het inlopen voelde. Toch was ik goed in vorm want vanaf de start kon ik mee met het kopgroepje van in totaal vier lopers (onder wie Noah Schutte en Niek Blikslager). Continu op het tandvlees bijtend vorderde de 6,7km en kon ik bijblijven. In de laatste 2km haalden we de staart van de damesrace – die eerder waren gestart – in. Ik wist niet precies waar de finish zou zijn en ik ging voor een alles of niets poging om de slotetappe te winnen. In studentenkringen ben je dan een held voor het leven. God verbleekt er bij. De massa mensen langs het parcours nam toe. Steeds smaller werd het te belopen stuk weg door de toenemende dichtheid toeschouwers. Steeds luider werd het gejuich. Even voelde ik me zoals Kipchoge zich zal voelen. Oppermachtig, onaantastbaar, superieur of iets in die richting. Toch ontwaakte ik al snel uit een te mooie droom want in de laatste 250m bleken de andere 3 lopers – waaronder Noah Schutte, niks om voor te schamen – nóg meer over te hebben en werd ik 4e. Dit betekende wel een eindklassering op de 5e plaatst voor Phoenix en voor zover ik weet is er nooit een Phoenixteam hoger geëindigd.
Verder vergeet ik nooit de memorabele stapavonden tijdens trainingskampen, en ook daarbuiten natuurlijk. Laat de trainers dit niet horen, maar een avondje stappen of gek doen hoort er toch bij en moet kunnen. In 2015 in Toscane maakten Peter Spannring (dank voor deze nominatie), Lisa de Ruiter, Leonard Tersteeg en nog wat anderen er een privéparty van in de hotellobby. Het toeristenseizoen was nog niet op gang en dus waren er nauwelijks clubs open. Deze laatste avond zette we het ordinair op het zuipen en snoven we specerijen zoals chilipoeder, zout en peper. We maakten het zo bont dat we na een dutje van 45 minuten direct door konden naar het ontbijt om vervolgens opgehaald te worden voor vertrek terug naar Nederland. Als de blikken van de destijds begeleidende trainer hadden kunnen doden waren we zeker 3x gestorven.
Ook 2018 op Tenerife was mooi. Ik was weer eens geblesseerd – net als Peter Spannring – en we vermaakten ons uitstekend in het Brits-georiënteerde uitgaansgelegenheden. De clubs gingen van vaag naar obscuur en bevonden zich in de categorie ‘je moet alles eens een keer gezien hebben en meegemaakt hebben’. Ook hier konden we wel eens direct naar het ontbijtbuffet in het hotel door. Stiekem was dit misschien wel het mooiste trainingskamp van allemaal. Voor mij vormden deze escapades een mooie tegenhanger aan het soms enorm ambitieuze en voor mij soms enigszins overdreven serieuze sfeertje op de atletiekbaan.
Voor de volgende editie nomineer ik mijn loopinspirator Bernard te Boekhorst.