Het Phoenix-moment van Herman Lenferink
Zeer goede herinneringen heeft Herman aan de 3000m steeple. Aan de wijze waarop Herman Verheul dat nummer op hem overbracht. Dit zijn de Phoenix-momenten van trainer Herman Leneferink.
Dank Bernard, voor het doorgeven van het stokje. Ja ik weet het nog dat ik jou voor het eerst in ons clubtenue zag. Je was net lid en kwam mij na enkele kilometers links voorbij in een wedstrijd van Utrecht naar Bunnik. Voortaan zou je mij altijd vanaf de start voor mij blijven en kwam je mij alleen nog voorbij als jij mij een of twee keer dubbelde bijvoorbeeld op een 10.000m in mijn geboortestad Hengelo (O) of als ik jouw rondetijden stond door te geven aan de kant van de baan.
Toen ik net 40 en frisse veteraan was, wilde ik toch nog een keer mijn pr verbeteren en deed dat in hetzelfde stadion in een wedstrijd waarin ook Marjolein Secrève startte. Ik had het strijdplan op mijn onderarm geschreven en deed mijn stinkende best. Maar elke ronde verloor ik te veel op mijn schema en finishte na 25 rondjes in 34.26. Ik moet zeggen dat ik desondanks tevreden was.
Trainer Verheul, die we meestal met de auto ophaalden aan de Faustdreef, was er toen niet bij. Jij ook niet en daardoor kwam ik beter voor de dag, want ik won de wedstrijd die kwalitatief gewoon slecht bezet was. Mijn vader kwam nadat ik al vijftien jaar aan atletiek deed eindelijk eens een keertje kijken met zijn vrouw Annemiek. Het was per slot maar een paar kilometer van zijn huis aan de Camphuijsenstraat en dat was met de auto en caballero op zak wel te doen. Hij moest toegeven dat hij toch wel onder de indruk was. Want zo enthousiast hij was over mijn gevoetbal, zo trots als een pauw hij was toen ik de Elfstedentocht had gereden, zo weinig had hij met hardlopen. Dat was maar van niks naar nergens en hij achtte de vrijkomende ammoniak gassen buitengewoon schadelijk voor de Twentse bossen, in het bijzonder voor het Lonnekermeer waar ik vaak trainde als ik bij hem in het weekend logeerde.
‘Under cover’ speelde ik als negenjarige mijn eerste voetbalwedstrijd als keeper van E4 maar verkoos al snel het middenveld omdat ik de bal vaker wilde hebben en je op die positie lekker warm bleef. Het werd E1, D1, B1 en daarna in plaats van A1 vanaf mijn vijftiende de geselecteerde jeugd van Achilles ’12. ¨Witte broek rode trui, dat zijn Achilleslui!¨ luidt een strove van het clublied. We wisten te promoveren naar het toen hoogste landelijke niveau voor amateurs waar de achilleslui nog jaren na ons konden aantreden tegen semi-profs. Op mijn achttiende speelde ik nog een paar oefenwedstrijden in het tweede, maar verhuisde naar Utrecht om geschiedenis te studeren. Mijn interesse in voetbal verminderde. Het voorstel van de achillestrainers om bij Elinkwijk te gaan trainen en elk weekend naar Hengelo te gaan voor de wedstrijden stond mij tegen, want ik wilde Hengelo zo volledig mogelijk inruilen voor het fantastische Utrecht. Ik vond het bij de trainingen van Elinkwijk niet echt leuk en zakte al ras af naar een vooral gezellig ‘PSP-elftal’, het achtste van Sporting ’70. Maar als je een bal gaf aan de linksbuiten dan ging die steevast over de zijlijn. Zo begon ik heimwee te krijgen naar de gewiekste snelle André Bode en de onnavolgbare Nordine Filali bij Achilles die ik altijd feilloos wist te vinden. Dus vertrok ik met Jan van Leijenhorst, een PSP-er uit de Javastraat die de bal ook kon raken, het jaar daarop naar het derde elftal.
Af en toe liep ik toen met mijn broer broer Jos ‘een rondje punt’ van ongeveer vier kilometer dat steevast eindigde met een eindsprint naar het bruggetje bij Park Oog in Al. Toen Gerard Nijboer in het nieuws kwam omdat hij Europees kampioen was geworden, ging ik voor het eerst hardlopen op schema’s uit het ‘marathonboek’ van Wilson en ‘blotevoetenloper’ Tulloh. Op de voorkant van het boek prijkte een foto van de afgetrainde Nijboer. Ik was toen vijfentwintig jaar. In het boek stonden klassieke schema’s met lange en korte duurlopen en tempotraining in de vorm van bijvoorbeeld drie keer 1500m. Bovendien wat basale oefeningen. De korte duurloopjes deed ik richting de Meern, de lange richting Harmelen. Dat was nog de tijd dat je gedwongen werd bepaalde routes te mijden, omdat toen de nog loslopende honden op boerderijen echt van plan waren je op te eten.
Ondanks die trainingen kwam ik niet onder de twintig minuten op 5km als ik af en toe een testloopje deed richting de Meern. Toch liep ik op de eerste conditietraining van het nieuwe seizoen bij Sporting ’70 wel alle voetballers naar huis. Omdat ik vooruit wilde sloot ik me daarom aan bij AV Phoenix van Herman Verheul. De tip kreeg ik van, jawel, Caro Ebskamp. Ik trof haar in de bioscoop met een vriend die haar kende van een zangkoor, ik meen het Utrechts Studenten Koor Orkest (USKO). Het was trouwens Gerrit Wermer die ervoor zorgde dat ik mij al snel thuis voelde bij Phoenix. Hij had de taak zich te ontfermen over nieuwe leden.
Toch probeerde ik ook Hellas en trainde een of twee keer mee met Yon Wellerdieck, waar toen ook Rob Druppers trainde en die later Bert van Vlaanderen ging trainen, die was overgestapt van Phoenix. Op basis van mijn allereerste wedstrijd, de halve marathon van Amsterdam in 1:26, adviseerde hij mij op de sintelbaan van Maarschalkerweerd mee te lopen met Irene Wenzel, 10×400 in 76 sec. Dat tempo liep ik niet makkelijk, het was werken naar de finish achter haar wapperende blonde haren. Ik koos uiteindelijk voor Phoenix, voor Herman Verheul. Die schreef 85 sec. voor en dat voelde een stuk makkelijker. Ook deed hij in vergelijking met Hellas flinke gymnastiek. Bij mijn eerste training bij hem op Overvecht in 1984 lag ik gelijk met mijn neus in het gras stevige oefeningen te doen. Gymnastiek was de sport waarmee ik als zesjarige in Hengelo was begonnen bij Renata en waarvan ik het nut wel zag.
Bij Phoenix trainden we volgens de ‘methode Verheul’ en daarom zette ik met Geert van Schijndel en Raymond van Dijk, die een paar straten verderop woonden, overal met touwtjes de afstanden uit voor als we niet op de baan trainden.
We gingen ook regelmatig met ons drieën op gras van verdwenen voetbalvelden 200tjes doen of 1000tjes langs het Merwedekanaal. Of we gingen kamperen op Vlieland om er mee te doen aan een wedstrijd. Met Jaap Hamaker mee naar zijn familiehuis is Zeeland, waar we lekker konden trainen. Ik was geen talent en moest flink schaven aan mijn looptechniek. Mijn eerste baanwedstrijd was een 3000m op Overvecht waar ik finishte in precies 10:00.00. Matty Brouwer zei mij toen dat ze niet had verwacht dat ik met mijn sjouwende haklanding (ze zei het veel beleefder) die tijd zou lopen. Die haalde ik dus gewoon uit mijn goede conditie door jarenlang voetballen. Ik kwam uiteindelijk tot een niveau van 2.36’2 op 1000m, 15.50’3 op de 5000m, 9.59’21 op de 3000m steeple, en 1.12’36 op de 20km. Behalve de steeple chase waren de lange cross en vooral ook de 800m mijn favoriete nummers. Ik had graag onder de twee minuten gelopen op de 800m maar bleef steken op 2:01’03. Ik kon die afstand op den duur te weinig lopen door mijn werk in Delft waardoor ik in de avond alleen op tijd kon zijn voor de langere afstanden.
Als ik denk aan mijn eigen prestaties dan vooral de Maple Leaf cross die ik in 1999 als 40jarige veteraan wist te winnen voor Ruud van der Laan. Voor het eerst op het podium met bloemen en zo. Ik won in die tijd ook de Phoenix Veteranen Beker. Zeer goede herinneringen heb ik aan de 3000m steeple. Aan de wijze waarop Herman Verheul dat nummer op mij overbracht, wat hij vertelde over Cor Tisot van Patot, aan de tips van Henk Gierveld. Ik herinner mij ook de bloedige valpartijen die je soms om je heen zag in de waterbak. De kameraadschap onder de steeplelaars. Dat ik met Henk Gierveld naar de speciale steeple trainingen ging van Van Leeuwen. Dat ik door het steepelen nooit meer sokken in mijn loopschoenen draag. Op een veteranenkampioenschap waar Lucas Meltzer kwam kijken (ik heb daar foto´s van) werd ik meen ik derde op de 3000m steeple in een wedstrijd waarin ze ons een ronde te veel lieten lopen.
Phoenix-momenten
Phoenix-momenten, veel komen er boven, het ene rolt over het andere. Want ik ben al lang lid. Mij schiet te binnen dat lang geleden het archief van de club wat al te rigoureus is geruimd, maar dat veel toch weer boven water is gekomen. De administratie raakte ook de data kwijt wanneer oudere leden lid waren geworden en dat werd standaard dan op 1980 gezet, ook bij mij. Door navraag kwam dat weer in orde. Dat ik in 1984 lid was, kon ik terugvinden, omdat op het jubileumboek van 1984 mijn naam en adres geschreven staat, Leidsekade 117bis. Ik woon er nu nog.
Dan nu maar de buiteling van herinneringen. Ten eerste de vele momenten van plezier en gezelligheid bij het bedrijven van onze mooie sport maar ook het training geven. Het meest recent natuurlijk alle creativiteit die werd aangewakkerd door het coronavirus, met de maandelijkse wedstrijdjes in Lombok die ik verplaatste naar de overkant van het Amsterdam-Rijnkanaal, maar ook de megafoontraining en de veilige schema’s die ik in de vorm van vliegtuigjes liet afdalen vanaf mijn balkon.
Dan mijn eerste zaaltrainingen die ik begon rond de eeuwwisseling toen Verheul stopte en Klaas Lok en Joost Borm de looptrainingen van hem overnamen. Ik heb die twintig jaar gegeven en zou die niet terug moeten komen? De vele gesprekken met Verheul aan de Faustdreef en het artikel dat ik in 2005 over zijn methode schreef in het vakblad voor hardlooptrainers Proloop, het boek dat ik aanbood aan Verheul toen hij een lintje kreeg en dat nog steeds op een definitieve publicatie ligt te wachten aangevuld met een website met zijn oefeningen. Belofte maakt schuld, de schuld wordt groter, de hemel wordt gevreesd.
Ook herinner ik mij de workshops over de Methode Verheul die ik op de Looptrainersdag in Nijmegen heb gegeven samen met Joost Borm, Lex van Eck van der Sluijs en Hanz van der Pol en de serie workshops die ik daarna in Utrecht gaf over de methode Verheul aan hardlooptrainers uit alle uithoeken van het land.
Ik herinner mij de selectie die we hebben opgezet en die nu weer een mooie ontwikkeling doormaakt in de handen van Joost Borm. Af en toe doe ik op donderdag voor hen de warming-up en elke keer als ik dan die trainingspakken zie ben ik opnieuw tevreden met de vormgeving ervan waarmee ik me indertijd heb bezig gehouden.
Ik herinner mij ook dat ik in 2008 begon met het opschrijven van allerlei trainingszaken in een kleine zwart boekje, en dat ik inmiddels in boekje tien ben aanbeland. In die boekjes vind ik bijvoorbeeld terug dat Saskia van Vugt de eerste keer dat ze in training maximaal 200m liep daar 37sec. over deed en drie jaar later 34sec. Als je dan weet dat ze op 10km in de 34min. kon lopen, dan kun je daar als trainer conclusies uit trekken. Een mooi Phoenix-moment voor mij was de eerste keer dat Saskia Nederlands kampioen 10.000m werd. Ik herinner mij ook dat ik Saskia voor het eerst ontmoette toen ik een groep studenten van de R.U.U. trainde in het Wilhelminapark voor de Veluweloop. Daar begon ze haar eerste tweehonderdjes in 49 sec. Verrassend was het prachtige herinneringboekje dat ze mij gaf en gedenkwaardig die foto waarop ze in Kenia met kinderen de Verheul-kruipoefening doet met de buik omhoog.
Prachtige momenten waren er met de jongemannen van de selectie op de trainingskampen die wij in de sneeuw belegden in Bad Bentheim en Hoenderlo. Daarbij waren Hendrikjan Heijerman, Dennis Weijers, Sander van Alphen en Bernard te Boekhorst. Leuke mannen. Door de vallende sneeuw rennend naar de supermarkt en terug door de sneeuw met in de knuisten rookworst, schorseneren en prei. Sneeuwpoppen bouwen, eten in een idyllisch Tecklenburg. Sneeuwballengevechten, het op onheuse wijze van alle kanten aanvallen van ¨de trainert ̈. En de grootste klier was, na Dennis Weijers, dat wel, natuurlijk Bernard te Boekhorst. Ik herinner mij ook de prachtige strijd van Dennis op een NK 10.000m toen het hem op een haar niet lukte onder de 30min. te finishen, ook zijn stoere lopen op het NK veldloop.
Mooie filmopnames van Sander van Alphen van een fartlek in de sneeuw in het Panbos. Ook zijn mooie 5000m als junior op Overvecht waar hij in de selectie gekomen met een pr van 18min. een knappe tijd neerzette van 15.50. Later behaalde Sander nog een medaille in Helmond op het NK junioren 10.000m terwijl de mussen dood van het dak vielen van de hitte en de lopers bijna van de baan.
En dan toch weer Herman Verheul. De dingen die je nooit vergeet, zoals die keer dat ik inspiratieloos mijn 25 rondjes draaide op de baan van Elzenhagen in Amsterdam Noord. Verheul stond erbij en keek er naar. Na afloop zei hij leunend over het hek van de baan alleen heel droog:
Nou Herman, je hebt op acht/honderdste je pr gemist.
Treffend en leerzaam. Of later toen ik rond mijn veertigste door ervaring behoorlijk goed liep en zijn methode in de vingers had: “Je begint langzamerhand te profiteren van je gemakzucht.” Maar ook dat ik hem in de Het Grote Bos cross waarin ik het goed deed in het voorbijgaan hoorde zeggen: “magnifiek!” Dat deed mij wel wat want met dat soort complimenten was hij spaarzaam. En zijn effectieve aanwijzing bij het ingaan van mijn laatste ronde op de steeple bij een competitiewedstrijd:
Voluit! dan loop je onder de 10!
En dan toch ook weer jij, Bernard te Boekhorst, BtB. Ik kan er toch echt niet om heen wat ik allemaal met jou heb beleefd. Ik na een meniscusoperatie op krukken samen met jou swingen in een discotheek op het Neude tot diep in de nacht. Soms toch echt te veel “kleintjes” (Vlaams eufemisme voor een flink glas Westmalle triple) achteroverslaan, terwijl wij na de zaaltraining op maandag in een café discussieerden over lopen, de methode Verheul en hoe je nu het beste moet trainen, hoe we de selectie zouden kunnen laten opstomen in de vaart der volkeren. De fascinatie daarvoor hadden we allebei en we konden soms ook stevig ruzie maken, maar die ging over niks, behalve mijn en natuurlijk haha vooral jouw koppigheid. Weet je nog op die boot naar Zweden? De voorzitter van de BBT, Bram Nissen, kon slechts machteloos toekijken.
Nadat ik door jou was aangesteld als onbezoldigd coach maakten we weer andere dingen mee. We deden ook wel eens wat verkeerd, bijvoorbeeld toen we op donderdagavond spontaan een nieuwe trainingsgroep startten en daarvoor een terechte berisping kregen van de trainingscoördinator. Onvergetelijk was en is de BBT, het “Bernard Begeleidings Team” dat bestond uit voorzitter Bram Nissen en mij in de functie van trainer/coach. Voor BtB dus de BBT. Speciaal opgezet om jou als master aan medailles te helpen op EK’s en WK’s, en die zoals je op je vijftigste verjaardag in een pittige brief van de voorzitter te horen hebt gekregen meer toewijding van je verwacht. Niet te veel tijd verpingelen op de piano! Je nam wel een groot vertrouwensrisico door in 2008 de koffers van de BBT in Slovenië op straat te zetten. Het is legendarisch geworden. Maar het heeft jouw goud op de 10.000m in Ljubliana niet kunnen dwarsbomen met die verwoestende laatste 200m in 26sec. We waren toch nog bereid jou op het juiste moment de spikes aan te reiken. Dat was van beslissende betekenis.
Ik herinner mij ook onze trainingsexperimenten. Dat we die Billat-trainingen toch maar afbliezen omdat je door je werk veel te vermoeid was en uitgeput neerviel langs de baan. Ons trainingskamp bij de Moezel was daarentegen een groot succes, met een uitgekiend schema van belasting en herstel, een dagelijkse precieze dosering van oefeningen, strengheid en gezelligheid, en jawel een aantal dagen voor de doelwedstrijd, de Maliebaanloop, 8x1000m (i.p.v. 6x) langs de rivier. Je liep een prachtig pr in 30:45.
Bij mij op school, Altra College Bleichrodt in Amsterdam, werken op dit moment drie looptrainers. Mark Hilberts van GAC, de Egyptholoog Huub Pragt en ik. We halen daar oude verhalen op. En een is dat er indertijd en soms nu nog wel eens een soort richtingenstrijd bestaat onder de trainers. Zo bont als de Australische coach Percy Cerutty (‘intervaltraining is een fascistische methode’) maakten de meeste trainers het niet, maar Huub die trainde bij Lex van Eck van der Sluijs, weet zich nog te herinneren dat hij bij GAC, van het kamp (Bob) Boverman, geen ruimte kreeg om de methode Verheul te gaan gebruiken. In dat kamp bevonden zich ook René Godlieb en Mark Hilberts. Dus laat ik maar memoreren dat de methode Verheul ontstond in een ideologische tijd en dat een verongelijkte brief van lopers van Verheul aan het blad De Atletiekwereld begin jaren tachtig kan worden beschouwd als een verlate stichtingsacte van de bij Phoenix nog steeds zo vertrouwde methode.
Nog eentje dan…
Ik kom op mijn laatste Phoenix-momenten.
Ik heb goede herinneringen aan oud-voorzitter Arjan Patmamanoharan, aan Klaas en Joost en vele andere Phoenix-leden, zoals Paul Habes en Lucas Meltzer, Ruud Kamp, Kees-Jan Verwaal en Bert Kamphorst. Ik moet ook denken aan de Phoeniciërs die ons zijn ontvallen en wil zonder volledig te willen zijn noemen Lars Janssen, Jan Burggraaf, Dick Gerwig, Wim van Teutum en Dirk Veenvliet. Ik geef tegenwoordig op zaterdagmorgen in het Panbos fartlek aan jonge triatleten en kwam dan tot voor kort Guus van Wijk, Koene Dol en Dirk Veenvliet nog wel eens tegen. Elke keer denk ik nu, het zijn er twee, ik mis er een en zij ook. Dat is Dirk, die jarenlang op woensdagavond bostraining gaf voor Phoenix.
O ja, ik was het al bijna vergeten, maar ik was ooit de bedenker van de toen nieuwe naam van het papieren clubblad, “Phoentje” dat helaas niet meer bestaat. Ik herinner mij ook drie Phoenix-vrouwen, waar ik ̀iets mee had, maar er waren ook vrouwen waar ik niets mee had.
Ik zakte voor de jurycursus en ben toen maar trainer geworden. Ik heb daar geen moment spijt van gehad. Ik geef het stokje door aan Eric van Rooijen.